Het heelal is samengesteld uit vele sterrenstelsels. Een sterrenstelsel bestaat uit gas, stof en sterren die rond een gigantisch zwart gat draaien. Ons sterrenstelsel wordt de Melkweg genoemd.
De big bang-theorie of de oerknal
In 1929 bestudeerde Edwin Hubble de afstand van sterrenstelsels en bevestigde de theorie van Alexander Friedmann dat het heelal uitdijt. De meest recente waarnemingen maken, op basis van stralingen, aannemelijk dat het heelal 13,7 miljard jaar geleden ontstond. De big bang-theorie betreft een theorie over het ontstaan van het universum ofwel over het beginpunt van de uitdijing van het heelal.
De vorm van het Universum
De materie is binnen het heelal niet gelijkmatig verdeeld. Het heelal is opgebouwd uit sterrenstelsels die gegroepeerd zijn in clusters. Een botsing tussen twee sterren is uiterst zeldzaam maar het gebeurt vaak dat twee sterrenstelsels fusioneren waardoor hun vorm en hun verdere evolutie grondig wijzigt.
Ook clusters zijn niet gelijkmatig. Ze groeperen zich in superclusters, die op hun beurt gegroepeerd zijn in uitgelijnde structuren. Uit waarneming van clusters en superclusters blijkt dat men het heelal kan beschrijven als een opeenvolging van immense leegtes waarin zich vrijwel geen sterrenstelsels bevinden met hier en daar slierten sterrenstelsels