16. De vindplaats van La Voulte-sur-Rhône

De plaats Boissine, gelegen in de Ardèche, is een beroemde vindplaats van zacht weefsels in fossielen. Deze locatie behoort tot één van de 50 uitzonderlijkste paleontologische vindplaatsen.

De 19de eeuw. Napoleon Bonaparte gaf aan de geoloog Faujas de Saint-Fond de opdracht ijzer te zoeken voor de bewapening van zijn leger. Zo werd in La Voulte ijzerertsen ontdekt en begon men met de ontginning ervan.
Doch aan het begin van de 20ste eeuw moeten de smelterijen sluiten omdat de techniek van staalproductie onvoldoende werd beheerst. De stad draagt echter nog vele sporen uit deze periode. Zo staan er nog steeds hoogovens die ooit gebruikt werden voor de aanvoer van ijzer van de mijn via een netwerk van tunnels.
De ontginning raakte geleidelijk in de vergetelheid en de locatie werd later voor landbouw gebruikt. Tijdens de jaren 1970 voerde Bernard Riou, een enthousiaste paleontoloog, op de plek opgravingen uit. In 1982 deed hij er één van zijn mooiste ontdekkingen, een inktvis van ca. 165 miljoen jaar oud.
De inktvis, ofwel Proteroctopus ribeti, werd door de paleontoloog vernoemd naar de eigenaar van de vindplaats, de heer Edmond Ribet..

Een buitengewone fossilisatie

Ca. 165 miljoen jaar geleden werd het klimaat vergiftigd door hydrothermale gassen. Door de afwezigheid van zuurstof stopte ook het ontbindingsproces. Zachte weefsels gingen onder invloed van bacteriën mineraliseren.

Mineralisatie van zachte weefsels

Tijdens fossilisatie ontbinden zachte weefsels en zal het omringende gesteente consolideren. Er komen chemische processen tot stand waarbij soms mineralisering van harde gedeelten plaatsvindt.
Op deze site getuigen de positionele verstikking van sommige vissen en de overvloedige aanwezigheid van Ophiura (slangsterren) in éénzelfde stratigrafische laag op massale vergiftiging.
Ontsnapping van gassen uit een kloof liggen aan de oorzaak van de vergiftiging. Door plotselinge verspreiding van algen en rotting werd alle zuurstof verbruikt. Zachte weefsels ontbonden hierdoor niet en werden onder invloed van bacteriën gemineraliseerd.

Ammonieten fungeren als gidsfossielen

Ammonieten zijn zeedieren met tentakels (Cephalopoda) en zijn verwant aan de Nautilussen (Nautilidae). Gedurende het Mesozoïcum kwamen vele soorten ammonieten echt tot bloei.
Sommige uitgestorven soorten kunnen gebruikt worden om gesteentelagen te dateren (gidsfossiel). Zoals de ammonieten hebben deze gidsfossielen de omgeving gekoloniseerd en evolueerden ze snel.

De datering van de site La Voulte

De ouderdom van de laag (165 miljoen jaar) werd door relatieve datering bepaald dankzij een ammoniet uit het onder-Callovien.

Coelacanth

De Cœlacanten verschenen gedurende het Devoon. Sommige soorten bestaan nog steeds. Deze vissen hebben geen vinnen (Sarcopterygiï).

Belemnieten

Belemnieten ofwel Cephalopoda zijn verwant aan de inktvissen. Hun intern skelet wordt rostrum genoemd. Ze stierven ca. 65 miljoen jaren geleden uit.

Tylacocephalen

Deze uitgestorven geleedpotigen vindt men terug tijdens het Cambrium tot het Krijt. Over hun levenswijze is weinig gekend. Reusachtige fossiele vormen werden in de Ardèche gevonden.

Een vergelijkbare site: de vindplaats Solnhofen in Duitsland

Het kalkgesteente van Solnhofen in het noordwesten van Beieren is rijk aan diverse fossielen. De Jura-fossielen werden afgezet in ondiepe zeeën als gevolg van zware stormen gevolgd door verdamping. Men ontdekte er de Archaeopteryx, een vliegende dinosauriër.