7. Fossilisatie

Reeds in de antieke oudheid trachtten Griekse filosofen fossielen te interpreteren. In de 15de eeuw bevestigde Leonardo Da Vinci dat sporen van een Bijbelse zondvloed geen duidelijke stratigrafische lagen vormen. Maar pas in de 19de eeuw omschrijft Charles Lyell fossielen als restanten van dieren en planten uit een vroeger tijdperk.

De term fossiel verwijst naar elk spoor van een levend wezen waarvan de soort is uitgestorven. Er bestaan verschillende soorten fossielen :

Moulages zijn afdrukken van meestal harde delen die zeer langzaam in het slib ontbonden en zo de tijd hadden om uit te harden

Met mummie bedoelt men dat het geheel of een deel van een levend wezen in zijn organische vorm werd behouden.

Mineralisatie betekent een geleidelijke transformatie van organische materie in steen. Dit kunnen zeer uitzonderlijk ook zachte weefsels betreffen.